Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD4716

Datum uitspraak2001-07-18
Datum gepubliceerd2002-06-04
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00018
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 00/00018 18 juli 2001 CJIB 25629491 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te Leiden van 7 februari 2000 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), gevestigd te [adres], voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde], wonende te [adres]. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. De advocaat-generaal heeft een reactie gegeven op de nadere toelichting op het beroep. Ingevolge het arrest van het hof d.d. 27 juni 2000 heeft de advocaat-generaal bij brief d.d 17 augustus 2000 nadere inlichtingen gegeven. De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren, waarvan gebruik is gemaakt. Bij brief van 9 november 2000 heeft de advocaat-generaal enige door het hof gestelde vragen beantwoord. De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren, waarvan gebruik is gemaakt. Bij brief van 21 februari 2001 heeft het hof nadere vragen gesteld aan de advocaat-generaal. Bij brief van 15 maart 2001 heeft de advocaat-generaal deze vragen beantwoord. De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Aan betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd van f 180,- ter zake van "overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom (verkeersbord A1); > 20 en t/m 25 km/h", welke gedraging zou zijn gepleegd op de Ir. Tjalmaweg te Valkenburg ZH op 18 februari 1999. 3.2. De betrokkene ontkent niet dat de bestuurder van het op naam van de betrokkene staande motorvoertuig ten tijde van de gedraging ter plaatse is geweest, doch stelt dat de bestuurder van dat motorvoertuig de maximumsnelheid niet heeft overschreden. Daartoe voert de betrokkene thans onder meer aan -zakelijk weergegeven-, dat de snelheid van het betrokken motorvoertuig niet op juiste wijze is gemeten, en wel omdat uit de door de advocaat-generaal ingezonden stukken niet blijkt, dat de apparatuur, waarmee de gedraging zou zijn waargenomen, geijkt is. 3.3. Bij arrest d.d. 27 juni 2000 heeft het hof de advocaat-generaal onder meer opgedragen te onderzoeken of er een bij de snelheidsmeter waarmee de gedraging is geconstateerd behorende verklaring van het NMI bestaat en zo ja hoe de inhoud van die verklaring luidt. Bij brief van 17 augustus 2000 heeft de advocaat-generaal de door het hof gevraagde verklaring van het NMI d.d. 17 maart 1998 overgelegd. Deze verklaring houdt onder meer in, dat een detector snelheidsmeter (lussen), fabrikaat Gatsometer, type mSG MCCAL, nummer 211, voor een herhaald onderzoek is aangeboden en dat de betreffende snelheidsmeter bij het onderzoek voldeed aan de voorschriften, zoals genoemd in de Bijlage van de Regeling meetmiddelen politie (Stcrt. 1994, 64). 3.4. In zijn reactie hierop voert de gemachtigde van de betrokkene aan, dat nog niet vaststaat dat het meetcertificaat met nummer 211 behoort bij de gatsometer waarmee de gedraging is waargenomen. In zijn brief van 16 november 2000 voert de betrokkene onder meer aan, dat volgens de politie op de plaats van de gedraging meerdere camera's en lusdetectiesystemen staan opgesteld, dat de camera's steeds verwisseld worden, dat het dan ook onduidelijk is of voornoemde verklaring van het NMI inderdaad betrekking heeft op de camera waarmee de gedraging is geconstateerd en dat zijns inziens onomstotelijk vastgesteld moet kunnen worden dat de verklaring van het NMI betrekking heeft op de apparatuur waarmee de gedraging is geconstateerd. 3.5. Bij brief van 21 februari 2001 heeft het hof de advocaat-generaal verzocht aan te tonen, dat meetcertificaat 211 behoort bij de snelheidsmeter waarmee de gedraging is waargenomen. Bij brief van 15 maart 2001 heeft de advocaat-generaal een proces-verbaal van R.A. Beerling, brigadier van politie Hollands Midden, Duin- en Bollenstreek Zuid, van 12 maart 2001 overgelegd, waarin deze verklaart dat het afschrift van de verklaring van het NMI behoort bij de snelheidsmeter, Gatsometer MSG MCCAL, nummer 211, die gebruikt is op 18 februari 1999 op de Tjalmaweg te Valkenburg. 3.6. In zijn reactie hierop voert de gemachtigde van de betrokkene aan, dat de verklaring van Beerling voornoemd niet bevestigt dat het meetcertificaat nummer 211 behoort bij de Gatsometer die op de bewuste kruising stond ten tijde van de gedraging. 3.7. Nu naar het oordeel van het hof uit het proces-verbaal van Beerling voornoemd, alsmede uit de overige gedingstukken, niet kan worden afgeleid dat de verklaring van het NMI d.d. 17 maart 1998 behoort bij de snelheidsmeter waarmee de gedraging is verricht, kan niet worden bepaald hoe groot de fout van de met het onderhavige apparaat gemeten of geregistreerde snelheid kan zijn. Derhalve kan ook niet worden vastgesteld welke correctie op de gemeten snelheid moet worden toegepast. Dit brengt mee dat niet kan komen vast te staan dat de gedraging is verricht. De inleidende beschikking kan dus niet in stand blijven. Het hof zal dan ook de beslissing van de kantonrechter, de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking vernietigen. 4. De beslissing Het gerechtshof: vernietigt de beslissing van de kantonrechter; vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 4 september 1999, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nr. 25629491 de administratieve sanctie is opgelegd; bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van art. 11 WAHV tot zekerheid is gesteld, te weten een bedrag van f 180,-, door de advocaat-generaal aan haar wordt gerestitueerd. Dit arrest is gewezen door mrs Vellinga, Kalsbeek en Huisman, in tegenwoordigheid van mr Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting, zijnde mr Kalsbeek buiten staat dit arrest te ondertekenen.